30-12-2005 11:56
Karperhemel
Nadat Nelis was overleden, moest hij zich melden bij de hemelpoort.
Bij de deur stond Petrus op hem te wachten.
Kom ik in de hemel, vroeg Nelis aan Petrus.
Jazeker, zei Petrus, je hebt een goed leven gehad, tegenslagen als een man gedragen, en meevallers met anderen gedeeld.
Omdat je een goed mens bent geweest in het aardse leven, mag je wens doen.
Het maakt niet uit wat voor wens, vroeg Nelis.
Alles mag was het antwoord van Petrus.
Nou, daar hoefde Nelis niet zolang over na te denken:
Kijk, zei Nelis, ik heb een groot deel van mijn leven besteed aan het vissen en vangen van karpers.
Al de tijd die ik daaraan heb besteed, heb ik geprobeerd een karper te vangen die dertig pond woog.
In al die jaren is me dat nooit gelukt.
Mijn wens is dus het vangen van een karper van dertig pond, daar zou ik wel heel gelukkig mee zijn.
Petrus nam Nelis bij de hand en leidde hem naar het hemelse viswater, Nelis keek zijn ogen uit. Nooit had hij een mooier, schoner, weidser visrijker water gezien.
Karpers sprongen en draaiden, zwommen smakkend aan de oppervlakte, wellingen achterlatend zo groot als hij nog nooit had gezien.
Maar ik heb geen hengel en geen net, aas heb ik ook al niet dacht Nelis.
Petrus nam Nelis mee naar een stek net zo maagdelijk als een ongeboren kind.
Dit is de stek waar je mag vissen, zei Petrus, dit is tot in de eeuwigheid jouw stek.
Petrus klapte in zijn handen, en daar lag een hengel helemaal compleet opgetuigd, een bak met aas, een landingsnet, en weeg spullen.
Op welke afstand moet ik vissen, vroeg Nelis aan Petrus.
Het maakt niets uit waar je vist of waarmee je vist, jouw wens komt hier altijd uit.
Petrus ging weg, nadat hij Nelis veel plezier had toegewenst.
Nelis pakte de hengel en met een perfecte worp kwam het aas onder een aantal takken van een overhangende wilg terecht.
Op het moment dat hij wilde plaatsnemen achter de hengel, piepte zijn beetverklikker, en liep de lijn strak voor hengel.
Met een zwiep ging de hengel achterwaarts.
Een diep doorbuigende hengel en een ratelende slip was het gevolg.
Na een dril van tien minuten, lande Nelis een karper die na weging exact dertig pond woog.
Nelis stond te trillen op zijn benen, tranen van geluk rolden over zijn wangen.
Wat een stek, dacht hij, nog geen 2 minuten gevist en al en dertig ponder op de kant.
Na wat overpeinzingen, werd er opnieuw ingeworpen, nu tegen het mooiste wierbed wat Nelis ooit had gezien.
Nelis kreeg niet eens de kans om de hengel neer te leggen op de steunen, daar liep de lijn al strak en weer was er de zwiep van Nelis.
Weer een kromme hengel en een tegensputterende slip, na tien minuten de tweede dertig ponder op de kant.
Dit was echt de hemel dacht Nelis, ongelooflijk, in mijn hele leven geen enkele dertig ponder gevangen, en nu al twee op de kant. De vis werd teruggezet en de haak opnieuw beaasd, de worp was deze keer richting een aantal losstaande rietstengels, het aas kwam weer precies daar waar het moest zijn, met als gevolg een onmiddellijk strak lopende lijn en de daarop volgende zwiep van Nelis. Weer een dertig ponder was zijn deel.
De dag schreide voort en Nelis ving de ene na de ander karper, allemaal dertig pond.
Na een week te hebben gevist en honderden dertig ponders te hebben gevangen, wilde Nelis wel eens wat anders op de kant. Hij zag mooie spiegeltjes van zo’n tien pond en wilde ook deze wel eens aan zijn hengel.
De worp was perfect, de lijn liep onmiddellijk strak, de hengel boog en de slip deed zijn werk.
Weer was een dertig ponder zij deel. Teleurgesteld zag Nelis naar de nog steeds rondzwemmende spiegelkarpertjes. Nog een poging, weer een strak lopende lijn, gierende slip, alweer een dertig ponder.
Nelis baalde, dat moest toch anders kunnen.
Er klonk wat geritsel in struikgewas achter hem, en toen hij zich omdraaide, stond Petrus daar.
En, vroeg Petrus, hoe zijn de vangsten, is het een beetje naar je zin?
Het is geweldig, zei Nelis, maar waarom vang ik toch steeds een dertig ponder en niet die ander karpers die ik zie zwemmen.
Tja, antwoordde Petrus, dat was niet je wens, je wens was om een dertig ponder te vangen.
Maar, zei Nelis, ik wil ook wel eens een andere karper vangen.
Dat heb je niet gewenst was het antwoord van Petrus, jouw wens was een dertig ponder te vangen, en omdat je een goed mens bent geweest, komt die wens uit.
Mag ik nog een wens doen, vroeg Nelis.
Nee, dat kan niet, slechts één wens mocht je doen.
Hoe vaak vang ik dan karpers van dertig pond, vroeg Nelis.
Iedere karper die je vangt zal dertig pond zijn, dat is je beloning voor het goede leven.
Hoe lang blijf ik in de hemel, vroeg Nelis.
Nou Nelis, zei Petrus, de hemel is voor eeuwig.