
Het water had er als gesmolten lood uitgezien, geen teken van leven was er die middag in het water te zien. Ik had me voorgenomen om tot schemer te blijven, maar er bekroop me een gevoel dat ik mijn tijd zat te verdoen. Net op het moment dat ik had besloten zachtjes aan op te gaan ruimen, was daar een enorme kolk links van mijn hengels in de wetering. Ik wachtte nu vol spanning af wat er zou volgen. Had een karper mijn aas geroken? Van inpakken was nu natuurlijk geen sprake meer; er was vis op de stek! Vol spanning keek ik naar het water en hoopte dat er iets van aasbellen of kolken bij mijn aas te zien zou zijn. Maar er verstreek een half uur zonder verdere activiteiten. Opeens was daar weer een kolk! Veel uitbundiger nu met een hoop gespetter, Er waren vinnen te zien, die waren afgerond, oranjegeel en gespikkeld. Het begon me duidelijk te worden: geen karper dus maar paaiende snoeken! Terwijl de zon zachtjes verder zakte begon ik rustig mijn spullen te pakken.