We schrijven dinsdag 21 Februari ergens aan een kanaal in België.
Na een aantal lekkere hamburgers en een gebakken biefstuk moet ik toch echt even mijn behoefte doen. Kut regen ook. Nou ja maar even vlug dan. Ik ritsel wat in mijn tas op zoek naar de nu zo waardevolle wc rol om het hele gedoe af te handelen.
Ik doe mijn rits van mijn tent open en krijg vrijwel direct een vlaag No wind en regen in mijn snoetje. Regen jas aan en vlug de bosjes in.
Na een stukje te hebben rond gesnuffeld denk ik een mooi plekje te hebben gevonden. Paar keer om me heen kijkend of niemand mij ziet, doe ik mijn broek omlaag.
Zo zittend heb ik het bestwel naar mijn zin.
Opeens klinkt er wat gefluit en ik zie een koolmeesje op een tak zitten loeren. Ik denk mijzelf: “Wat grappig zeg zo een beestje! Wat zal die wel niet denken..”
Ze zien er zo lief uit he, maar ondertussen......
Na wat gefluit van zijn kant komt er opeens nog een meesje bij zitten. Ook deze kijkt mij aan. Ik begin al een beetje rare gedachtes te krijgen. Visser vermoord door koolmeesjes. Visser opgehangen in een boom door koolmeesjes. Wat een nieuws bij hart van Nederland!
Al snel zaten er zo een 8 koolmeesjes me aan te kijken en fluiten met een hoog volume me toe. Met al die toeschouwers lukt het me van geen kant om af te maken waarmee ik bezig was en met het schaamrood op mijn kaken pak ik mijn waardevolle witte rol en zet het op een lopen naar mijn tent.
In alle haast vergat ik mijn sounderbox te pakken en dus moest ik toch terug naar het mezenhol. “Kom op mietje! Niet zo zeiken, poot” Pep ik mezelf op om terug te sluipen.
Bij terugkomst in het mezenhol is er echter geen vogeltje meer te bekennen! De wind maakt de bomen tot leven en ze praten met elkaar. Ik hoor wat blaadjes ritselen en zoek vlug mijn sounderbox.
Na wat in de rondte te hebben gekeken zie ik hem tegen een boom staan. Na hem te hebben gepakt zet ik het hem op een lopen.
Met een noodgang door de bosjes rennend begin ik het nog meer op mijn heupen te krijgen. Takken probeerde mij tegen te houden maar dat lukte gelukkig niet. De striemen stonden op me gezicht toen ik tien seconden later op het fietspad liep.
Het beruchte kanaal met zijn boten, grote vissen, meesjes.....
Fieeeuw, dat is nog eens wat zeg. Met een glimlach en een beetje met trotst loop ik terug naar mijn onderkomen.
Bij terugkomst rits ik onoplettend mijn tent open en opeens hoor ik wat gefluit in mijn tent en sta ik oog in oog met 2 rode oogjes op de rand van mijn stretcher……..
Oneindig de loodgrijze hemel
Zo wijd het groene land
En ik daar tussen in
Zo eindeloos klein
Cees Lavertu
Groetjes,
Ruud