Douwe Bijlsma schreef:Grofweg rekenen we een water tot de diepe wateren, wanneer
er als gevolg van de grote diepte zogenaamde temperatuurgelaagdheid
of -stratificatie en zomerstagnatie optreedt (zie toelichting
hierna).
In de praktijk is gebleken dat het wel of niet optreden van temperatuurstratificatie verband houdt met de verhouding diepte-oppervlakte van het viswater.
Hoe kleiner het water, hoe ondieper het moet zijn om temperatuurstratificatie te voorkomen.
Temperatuurstratificatie treedt in wateren tot circa twee hectare groot op vanaf een diepte van vier meter, in wateren tot twintig hectare vanaf een diepte van zes meter en in grotere wateren bij een diepte groter dan acht meter.
Ook de mate van beschutting van het viswater kan van invloed zijn.
Hoe meer beschut het water ligt (bijvoorbeeld door bosaanplant
op de oevers), des te groter de kans dat temperatuurstratificatie
optreedt.
Wat is temperatuurstratificatie?
Door een snelle opwarming van het water aan de oppervlakte
in het voorjaar, ontstaat in het water een warme bovenlaag die
“drijft” op een koude onderlaag.
Koud water heeft namelijk een hogere dichtheid, en is is dus zwaarder dan warm water.
Tussen deze beide lagen vinden we de zogeheten spronglaag.
Een belangrijke eigenschap van de spronglaag is dat hierbinnen
de temperatuur relatief snel daalt over een korte verticale
afstand.
Is de situatie van temperatuurstratificatie eenmaal ontstaan, dan is deze zeer stabiel.
Ook harde wind is dan niet in staat -door het “roeren” van het water- de stratificatie te doorbreken.
In ondiep water daarentegen zal een overdag optredend verschil in temperatuur over het algemeen in de loop van de nacht door afkoeling en circulatie weer worden doorbroken.
In het najaar zal de temperatuur van de bovenlaag door afkoeling
dalen tot een waarde die nagenoeg gelijk is aan de temperatuur
van de onderlaag.
Daardoor verdwijnen de dichtheidsverschillen van het water tussen de gescheiden lagen.
Er zal dan, door windwerking of spontaan, weer volledige menging
plaatsvinden.
Dit noemt men de najaarsomkering.
In Nederlandse diepe plassen is overigens nooit sprake van een totale
omkering.
In feite is er bij dit natuurlijke verschijnsel veel meer sprake van een geleidelijke opheffing van de temperatuurgelaagdheid.
http://www.visenwater.nl/pdf/venw_ magazines/V&W2002-1_diep.pdf
Het kan dus al vanaf 4 meter als de put maar klein genoeg is.
Douwe